Waterbouwers in een toekomstbestendige delta

Waterbouwers in een toekomstbestendige delta

Waterbouwers spelen een belangrijke rol in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Dat zeggen drie professionals die nauw bij dit programma betrokken zijn. “De kennis en ervaring van waterbouwers zijn onmisbaar in de uitvoering.” En: “Het is echt tweerichtingsverkeer.”

Werken aan waterveiligheid: dat kunnen we in Nederland als geen ander. Onze dijken zijn steviger dan ooit en nog altijd zijn er dijkversterkingen gaande. Een zeespiegelstijging van een meter kunnen we daarom goed aan, aldus de experts. Maar de kans is aanzienlijk dat de stijging na 2050 gaat versnellen. Dan zouden we kunnen uitkomen op méér dan een meter, volgens de laatste KNMI-scenario’s. Hoe groot de onzekerheden zijn en hoe we daarmee het beste kunnen omgaan, is nog onduidelijk. Daarom is in 2019 het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gestart, een samenwerking van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de Deltacommissaris, het KNMI, Rijkswaterstaat, de Unie van Waterschappen en diverse kennisinstellingen, waaronder Deltares.

Hoe staat het nu met het Kennisprogramma? Welke rol spelen waterbouwers daarin en wat kunnen zij met de uitkomsten? Daarover praten we met drie kenners: Annemiek Roeling, een van de twee programmamanagers van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, Harold van Waveren, topadviseur waterveiligheid bij Rijkswaterstaat en Bregje van Wesenbeeck, wetenschappelijk directeur van Deltares.

Wat is het doel van het Kennisprogramma?

Annemiek: “Allereerst proberen we daarmee grip te krijgen op de uitdagingen. Wat betekent zeespiegelstijging voor ons huidige systeem? Hoe zien alternatieven voor de toekomst eruit, hoe lang zijn die dan effectief en hoeveel zou dat kosten? Dat zoeken we uit voor verschillende scenario’s. Dus ja, er is een bak huiswerk te doen.”

Harold: “Die kennis moet uiteindelijk de uitvoering van maatregelen vormgeven. Maar daarnaast is er ook een beleidsdoel: we willen graag weten hoe lang we vooruit kunnen met de huidige voorkeursstrategie van het Deltaprogramma. En hoe we vervolgens het beste tot nieuw beleid kunnen komen. Dat kan zijn door het oprekken van de huidige strategie, zodat die langer mee kan. Maar het kunnen ook compleet andere strategieën zijn om Nederland te beschermen tegen overstromingen, de zoetwatervoorziening te borgen en Nederland klimaatbestendig in te richten.”

Bregje: “Maar er zitten ook heel praktische componenten aan. Wat zijn precies de effecten van zandsuppletie en hoe kun je die dus het beste uitvoeren? Hoe werken aangroei en afslag? Hoe kun je die toekomstscenario’s zo goed mogelijk modelleren? Ik denk dat we relatief veel weten van onze zandige kust, doordat we daar jarenlang hebben gemonitord, maar voor andere systemen is nog meer kennis nodig. Bijvoorbeeld over de werking van de overgangen tussen harde en zachte zeeweringen, ‘ruimte voor de rivier’ en voorlandsystemen zoals slikken en kwelders. Hoe kunnen we die natuurlijke oplossingen meenemen in onze veiligheidsfilosofie en toetsing? Daar hebben we nog geen concrete monitoringssystemen voor. Die willen we graag ontwikkelen.”

Hoe ver is het programma nu?

Annemiek: “We zitten nu in de afronding van de eerste fase, waarin we de huidige aanpak analyseren en alternatieven uitwerken. Belangrijk daarbij is dat we ruimte vrijhouden voor toekomstige maatregelen. Komend najaar publiceren we een samenvattend verhaal, net na de nieuwe Klimaatscenario’s van het KNMI. Daarna volgt een tweede fase, waarin we onder meer de alternatieven nader bekijken en ook in beeld brengen wanneer welke keuzes nodig zijn. Die fase eindigt ergens in 2025.”

Welke rol spelen waterbouwers in het Kennisprogramma?

Bregje: “Hun kennis en ervaring zijn onmisbaar in de uitvoering – en in het aanwijzen van de gaten in kennisontwikkeling. Of het nu gaat om de baggeraars, de ingenieursbureaus of de technici die de kunstwerken bouwen.”

Harold: “Het is heel belangrijk dat we hun kennis en innovatiekracht inzetten in het programma. Dat gebeurt nu al, onder meer rondom zandsuppletie. De CO2-uitstoot bij zandsuppleties is erg groot. We hebben de waterbouwers gevraagd binnen 10 jaar klimaatneutrale zandsuppletie te ontwikkelen. Daar zijn al heel leuke voorstellen uit gekomen, waarvan we een aantal waarschijnlijk al in de komende jaren gaan toepassen.”

Annemiek: “Onze samenwerking met de waterbouwers is echt tweerichtingsverkeer. We wisselen informatie uit, onder meer via workshops in de regio’s. Daar bespreken we alternatieven voor de lange termijn. Er zijn ingenieurs en architecten die daar al heel goede ideeën voor hebben ontwikkeld. Samen kunnen we daaruit de bouwstenen destilleren om regiospecifieke toekomstbeelden te maken. Ook bij het uitwerken van die beelden hebben we waterbouwers nodig, en bij de innovatieopgaven die hieruit voorkomen. Hoe komen we bijvoorbeeld aan voldoende pompcapaciteit voor het afvoeren van het rivierwater, als het even kan energiezuinig?

Welke links zijn er nog meer met de waterbouwers?

Annemiek: “Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging heeft een maatschappelijke klankbordgroep, waarin we samen nadenken over mogelijke richtingen van het programma. Daarin zitten bijvoorbeeld waterbouwers, wetenschappers, NGO’s en belangenpartijen.”

Bregje: “Tussen al die partijen is er al veel kennisuitwisseling en die proberen we ook bewust te vergroten. Niet alleen binnen het Kennisprogramma, maar ook bijvoorbeeld binnen het Ecoshape-consortium. Er gebeurt al heel veel en ik denk dat we elkaar steeds beter weten te vinden.”

Annemiek: “Via de website van het Kennisprogramma kan iedereen bij onze rapporten, nieuwsbrieven en contactgegevens. Ook op die manier proberen we de drempel voor de sector zo laag mogelijk te maken.”

Welke stappen kan de watersector daarin zelf nog nemen?

Annemiek: “Wij zijn zelf ook onderdeel van die watersector. We hebben sámen een aantal belangrijke opgaven. Bijvoorbeeld: zorgen dat we voldoende goede jonge mensen blijven aantrekken. We hebben ‘ingenieurs van de toekomst’ nodig.”

Harold: “Belangrijk is – en ook dat geldt voor ons allemaal – dat we zeespiegelstijging niet als losse opgave zien. Als laagliggend deltaland hebben we te maken met een aantal opgaven die nauw met elkaar samenhangen. Hogere rivierwaterstanden, bodemdaling, droogte, extreme neerslag, en op termijn komt de zeespiegelstijging daar nog bij.”

Annemiek: “Daar moeten we goed op voorbereid zijn. We zullen ons land over de gehele linie klimaatbestendiger moeten inrichten.”

Harold: “Water en bodem sturend maken’, de ambitie van de overheid, past daar ook bij. We staan voor een nieuwe, grote verbouwing van Nederland, die tientallen jaren gaat duren. Dat moet in één keer goed. Dat gaat het beste als je die opgaven integraal aanpakt. En dus ook niet alleen kijkt naar waterveiligheid, maar ook naar bijvoorbeeld natuur, recreatie, de woningbouwopgave, transities in de landbouw en energie. Ook daarin hebben de waterbouwers een belangrijke rol, in die integrale benadering.”

Bregje: “We realiseren ons steeds meer dat we deze complexe opgaven niet alléén kunnen oplossen. We zullen elkaar in de toekomst keihard nodig hebben.”

Meer informatie: Kennisprogramma Zeespiegelstijging